Vraag & antwoord van Blindschelders & Raadsman

extra hulpmiddelen bij het begeleiden

Vraag:
hoe te werken met een cliënt: ‘Het lukt niet om te laten strepen’

20 november 2017

Antwoord
Moet er gestreept worden? Waarom? Wie vindt dat en waarom? Kun je dat met de cliënt bespreken?Van belang: wat er gemaakt wordt is goed. Hoe dan ook.
Dan: soms denk/vind je dat een cliënt een stap kan of moet zetten in zijn/haar schrijven. Wees je er van bewust dat jij dat dan bent. Als cliënt niet wil, waarom zou je dan?

Het enige wat je kunt doen is cliënten proberen te verleiden. Hoe doe je dat?
Lees altijd werk voor aan elkaar en bespreek hoe het werk klinkt, of er uit ziet. Zo zien cliënten van elkaar de verschillende vormen. Lees eens een heel kort gedicht voor en bespreek hoe dat verschilt van een lang gedicht. Geef kortom andere ervaringen aan de cliënt, maar laat het eigenaarschap altijd helemaal bij de schrijver liggen. Wil ze niet strepen, dan niet!

Andere optie: lees eens een selectie voor van het gedicht, zoals jij denkt dat het ‘beter’ is en daarna de eerste versie en vraag aan de cliënt goed te luisteren. ‘Wat vind je mooier?’ Vraag je dan. Accepteer het antwoord.


Vraag:
Sommige deelnemers kost het veel moeite om iets op te schrijven, zich aan het onderwerp te houden, verder door te schrijven of te herschrijven. Hoe ga ik daar mee om?

31 december 2017

Antwoord
Het is van belang dat te zien en dat ok te vinden. Er moet namelijk nooit iets. Nooit. Je nodigt mensen alleen maar uit tot stapjes. Als ze die niet willen zetten, dan worden ze niet gezet.

Als begeleider heb je de schone taak aansluiting te vinden op de deelnemer. Je zoekt aansluiting op het onderwerp (waar wil iemand iets over vertellen), maar ook op het niveau (wat kán iemand).
Pas als er aansluiting is – iemand voelt zich gezien, gehoord, erkend – dan kun je diegene uitnodigen om een stapje verder te zetten.
Zullen we nog eens samen lezen? Wat denk je:is de tekst zo helemaal duidelijk?
Zal ik eens voor je schrijven, zodat jij je goed kunt herinneren hoe het ook al weer ging?
Daarbij kun je prima je eigen leeservaring gebruiken:
Deze zin snap ik niet helemaal. Kun je nog eens uitleggen hoe…?

Plezier in schrijven kan handig zijn, maar plezier in tekenen of vertellen volstaat ook. Gebruik wat er is. Soms kun je mensen leren dat schrijven of herschrijven leuk is, door het samen te doen. Maar bovenalles geldt altijd: niets moet. Er moet geen ‘mooie’ tekst uitkomen, er moet geen ‘kloppende’ tekst uitkomen er hoeft zelfs geen tekst te komen. Het mág. Een taaltekening is ook een gedicht. Een woord is ook een persoonlijke uiting. Gehoord worden – zonder dat het verder nog vorm krijgt – an sich is een waardevolle ervaring. Gooi dus al je eigen eisen en wensen overboord en sluit aan op je deelnemer.


Vraag:
Hoe ga ik om met een deelnemer die niet te stoppen is, in het vertellen, in het schrijven, in het opeisen van de aandacht?

Antwoord
Ook daarvoor geldt, sluit zoveel mogelijk aan en maak afspraken.
Zullen we vandaag doen dat jij eerst een tekening maakt (dan is er alvast enige focus) en dat ik daarna met je kom bespreken wat je getekend hebt?

Of verzin een andere vorm die minder ruimte laat:
Vandaag schrijf ik voor iedereen 5 zinnen op en dan lezen we die aan elkaar voor.Dan kun je bij het voorlezen benoemen dat je in 5 zinnen eigenlijk al heel veel kunt vertellen. Zoek amen met de breedsprakige deelnemers welke zinnen dan eigenlijk het belangrijkst zijn. Maak daar een spelletje van.

Of lees wat iemand heeft geschreven en benoem wat het effect is op jou:
Ik vind het zoveel. Misschien is het wel veel fijner als je alleen iets schrijft over… zullen we dat eens proberen?

Of lees eens een heel kort gedicht voor en zeg: zo kan het ook. Wil jij dat ook eens proberen?
Zo laat je iemand in zijn waarde, hoor je diegene, én nodig je hem uit een nieuwe stap te zetten.

Samen sparren ver hoe je het beste verder kunt met een deelnemer is fantastisch. Zet elkaar in om ook jezelf weer verder te helpen!


Vraag:
We hebben geen tijd!

15 januari 2018

Dat horen we veel en dat is ook zo. Respect voor het werk dat jullie allemaal al verzetten.
Wat is wél haalbaar? En wat is belangrijk om na te streven? Die vragen aan jezelf beantwoorden geeft wellicht wat focus bij het schipperen met de tijd.

Project Het Andere Gedicht en de werkwijze Taalvorming gaan in essentie maar over één ding: aandacht voor de eigen taal. Dat betekent dat de meest uitgeklede vorm het praatje is dat je toch al maakte bij de koffieautomaat, onderweg in het busje, of wachtend op…
Daarbij hoef je maar ‘weinig’ te doen; écht luisteren en een oprecht geïnteresseerde vervolgvraag stellen die wat er net verteld is verdiept, de verteller even laat nadenken, of verder laat vertellen. Vraag daarbij altijd naar een persoonlijke, specifieke ervaring, probeer algemene vragen te vermijden.

Als iemand bij de koffie vertelt hoe zij gisteren heeft gevolleybald en weer verloren heeft, kun je zeggen: Goh jammer joh, en weer doorgaan met de orde vande dag. Je kunt ook zeggen: Goh, jammer. Op welk moment wist je dat jullie gingen verliezen? En hoe was dat voor jou? Zo toon je interesse en zorg je er voor dat de verteller verder vertelt, iets van zichzelf laat zien. Komt er nou een verhaal uit dat iets met je doet, pak er dan een pen bij en zeg: Zal ik dit nou eens opschrijven, ik vind dat je het zo mooi vertelt! Schrijf het op, stel nog een vraag, als iets je niet duidelijk is en lees daarna terug aan de verteller wat je hebt opgeschreven. Is het goed zo? Vraag je dan, of wil je nog iets anders?
En daar heb je een gedicht. En belangrijker nog: daar had je een persoonlijke uiting en een intiem moment met authentieke taal! Dit kan in 5 minuten.

Binnen Het Andere Gedicht geven we door de manier van werken misschien de indruk dat je een hele setting moet maken voordat je kunt beginnen met gedichten maken. Maar dat is niet persé nodig. Even samen iets opschrijven, of vooral even die extra vraag stellen en goed luisteren, dat is waar het werkelijk over gaat. Daar heb je niet zo heel veel tijd voor nodig.
We horen graag of en hoe dit lukt!


Vraag:
Een cliënt die al veel ervaring heeft met dichten, schrijft nu meer van hetzelfde. Hoe moeten ze verder?

4 februari 2018

We hebben allemaal wel eens te maken met dichters die steeds maar herhalen wat ze al doen of geen zin meer hebben om verder te zoeken. Sterker nog, we kennen dat denk ik ook allemaal in onszelf. Voor iedereen voelt het op een bepaalde manier veilig om dat te doen wat je al denkt te kunnen. Nieuwe dingen proberen is – naast leuk en een behoefte – ook gewoon onzeker en dus spannend en eng.

Ik zou zeggen: wees altijd mild en begripvol. Zorg dat iemand zich volledig erkend voelt, gezien voelt, het gevoel en het idee heeft te mogen zijn wie hij is, te mogen schrijven wat hij wil en kan schrijven. Doe dat door veel complimenten te geven en te benoemen wat je mooi, of sterk, of bijzonder vindt. Lever geen kritiek. Stel vragen en doe suggesties, maar als de cliënt iets niet wil, dan is dat OK. Pas wanneer de veiligheid groot genoeg is krijgt de mens de drang om verder te zoeken naar wat er nog meer haalbaar is. 

Ontwikkelen kan alleen op een veilige basis. En uiteindelijk wil iedereen ontwikkelen. En herhalen mag. 


Vraag:
Leerlingen / deelnemers willen geen fouten maken en blokkeren daardoor. Hoe gaan we daar mee om?

12 februari 2018

Dit is een belangrijke vraag, dank voor het stellen!
In een specifiek voorbeeld ontstaat er de prachtige zin: De honden laten de mensen uit. De schrijver van deze zin wilde hem niet opschrijven, want: het ‘klopt’ niet.
Zeker in een schoolsituatie is dat best te begrijpen. Op school gaat het juist vaak over het leren kennen en toepassen van regels. En het is ook belangrijk om regels te leren.
Aan de andere kant zorgen de regels er soms voor dat de authentieke uiting ondersneeuwt. Juist daarom is het schrijven van meer creatieve teksten een mooie aanvulling op de gangbare taalaanpak.

Voor een leerling is dat niet altijd zomaar te snappen: eerst moet je wel aan de regels voldoen en dan ineens niet meer?
Een optie is om de les of de bijeenkomst te beginnen met het samen lezen van een gedicht en het gedicht dan ook te laten zien. Kijk: zo kan een gedicht er uit zien.
En in een later stadium, wanneer er aandacht is voor vormgeving, kun je ook heel anders uitziende gedichten laten zien. Er is in de poëzie veel geëxperimenteerd met vorm, zowel qua lay-out als in de typografie. Wanneer je dergelijke voorbeelden laat zien, snappen leerlingen misschien beter dat het hier gaat om expressie en niet om regels leren.
Een andere optie is het in de groep bespreken van dergelijke zinnen. In het voorbeeld van de uitlatende honden kun je prima vragen:
‘Wat betekent die zin?’
‘Wat is er grappig aan?’
‘En wat betekent de zin als je hem ‘correct’ opschrijft?’ Je zou zelfs op dat moment kunnen overwegen het poëtische element omkering te benoemen. Door samen te zoeken naar betekenis voelen leerlingen zich weer vrijer om te spelen met de taal.

Tenslotte is het ook goed om leerlingen de tijd te geven. Taal en poëzie leer je niet in één sessie, dat leer je door het steeds te doen. Wanneer leerlingen de werkwijze een beetje leren kennen en vertrouwen winnen in wat er kan en mag, zullen ze vanzelf meer gaan spelen en experimenteren. De code van de les moet misschien gewoon nog helderder worden.
Wees geduldig en begripvol, ook met alle vormen van weerstand die de vrije uiting soms oproept.


Vraag:
Wat kun je doen in tien minuten?

3 maart 2018

In de trainingen voor begeleiders en leerkrachten die binnen Het Andere Gedicht worden aangeboden leer je een heel proces om samen of in een groep tot een gedicht te komen: er zijn werkvormen, er is een volgorde er zijn do’s en don’ts. Natuurlijk is het waardevol om een bijeenkomst te organiseren en daar enkele didactische basisprincipes op los te laten. Idealiter doe je dat wekelijks op een vast moment. Maar wanneer dat niet haalbaar is, wat soms in de zorgsector nu eenmaal zo is, is het helemaal niet persé nodig. Ook tijdens de koffiepauze, of wanneer een schilderij al af is, maar de tijd nog net niet op, kun je samen een gedicht schrijven. Je hebt niet veel nodig: aandacht, een pen en een papiertje.

Begin iets van jezelf te vertellen,iets wat je zelf die dag of die week hebt meegemaakt en dat bij de ander een eigen ervaring zou kunnen opwekken. Vraag dan: ‘Heb jij dat ook wel eens gehad?’ Of, wanneer iemand zelf begint te vertellen, luister dan goed (écht goed) en vraag eens door: ‘Maar hoe ging dat dan precies?’ Of: ‘Wat zei je moeder dan precies?’ Op een gegeven moment merk je dat iemand in de herinnering terecht komt en op de eigen taal komt. Dan schrijf je zo letterlijk mogelijk op wat diegene zegt. Je kunt daarin sturen: door gerichte vragen te stellen, of door te zeggen: ‘Maar dat gaat ergens anders over, zullenwe nu een tekst schrijven die alleen over koken gaat? Laten we eens lezen wat we al hebben.’ Je kunt ook alles opschrijven en later samen gaan selecteren welke delen tekst mooi en belangrijk zijn.

Lees voor wat je hebt opgeschreven, zin voor zin en vraag steeds: ‘Klopt het? Is het zo goed?’ Je kunt ook een beetje vormgeven: ‘Hoor je hoe vaak de letter L terugkomt? Zullen we die eens allemaal onder elkaar zetten?’ Of: ‘Deze zin klinkt lekker, luister maar. Als we nou dit woord weg laten, dan klinkt het nog misschien wel nog lekkerder. Wat vind jij? Wat zullen we doen?’ Je kunt prima je eigen (al dan niet poëtische) gevoel en taalkennis gebruiken bij het opschrijven en vormgeven. Zorg wel dat de tekst van de schrijver blijft: check alles en laat de schrijver beslissen. Oók als jij een andere mening hebt.

Zo kun je in een paar minuten al tot een korte tekst komen. In de verdiepingsworkshop wordt aan deze manier van werken – de typemachine – veel aandacht besteed. Kom je ook? De nieuwe datum wordt gauw bekendgemaakt.

Dit blog is oorspronkelijk gepubliceerd op het kennisplatform van Special Arts.